Waarom een RAM-boycot weinig uithaalt en DRAM zo duur is

Oproepen tot een RAM-boycot klinken steeds luider in gamingkringen, met de hoop fabrikanten tot lagere prijzen te bewegen. Analisten stellen echter dat zo’n actie nauwelijks effect zou hebben — en de redenen zijn moeilijk weg te wuiven.

Ondanks verhitte discussies op sociale media draait de stijging van DDR4- en DDR5-prijzen niet om retailmarges, maar om de dynamiek van de wereldwijde toeleveringsketen. Na de pandemie en een dip in de vraag hebben DRAM-producenten jaren geleden de output verlaagd, terwijl veel gamers op oudere platformen zoals AM4 bleven, wat de vraag verder drukte. Productielijnen werden omgezet naar winstgevender segmenten, en het huidige tekort is daar een direct gevolg van.

De grootste slokop is nu de sector rond kunstmatige intelligentie. DRAM, LPDDR, GDDR, RDIMM en vooral HBM worden in bulk opgekocht door bedrijven die AI-chips bouwen en gebruiken. Daarheen verschuift het gros van de capaciteit — pc-gaming levert minder marge op en staat dus niet bovenaan. Zelfs als gamers hun aankopen volledig zouden pauzeren, zou de totale vraag amper verschuiven: grote bedrijven nemen alles af wat geproduceerd kan worden. In deze constellatie bungelt de retailmarkt achteraan.

Als een boycot de markt niet in beweging krijgt, loont het voor pc-gebruikers om slim te plannen. Met 8–16 GB al in de pc is het verstandiger een upgrade uit te stellen en de piek uit te zitten. Nu geheugen kopen betekent een premie betalen voor iets wat later eenvoudig te vervangen is. Is uitstel geen optie, dan is de meest praktische route jagen op seizoenskortingen of een kant-en-klare pc overwegen, waar componentprijzen de geheugenkrapte nog niet volledig weerspiegelen.

Experts waarschuwen bovendien dat prijzen van consumentenelektronica blijven stijgen zolang de DRAM-aanvoer krap is. De huidige prognoses wijzen op een markt die mogelijk pas in 2027 normaliseert, dus gamers doen er verstandig aan prijzen scherp te volgen en impulsaankopen te vermijden.